Het Cavaillé-Coll-Orgel

Bouwjaar 1853-1856

Dit Frans-romantische orgel is de schat bij uitstek van de Sint Nicolaaskerk en werd gebouwd door de beroemde Franse orgelbouwer Aristide Cavaillé-Coll. In 1869 schreef hij dat het een van de beste instrumenten was dat ooit zijn atelier verliet.

Over het orgel

Een van de hoogtepunten van de kerk is het hoofdorgel, geproduceerd door de beroemde Franse orgelbouwer Aristide Cavaillé-Coll. Vóór het orgel van Cavaillé-Coll beschikte de kerk over een orgel van de Vlaamse orgelbouwer Pierre Van Peteghem, gebouwd in 1840. In 1850 pleitte François-Joseph Fétis echter voor de bouw van een referentie-instrument in België. Hij vond hiervoor steun bij deken Désiré Ignace Verduyn, toenmalige pastoor van de kerk. Zij vroegen Cavaillé-Coll om een voorstel te doen voor een nieuw orgel, het eerste Cavaillé-Coll-orgel in België.

In zijn eerste voorstel van maart 1853 stelde Aristide Cavaillé-Coll een tweeklaviersinstrument voor, waarbij het materiaal van het Van Peteghem-orgel gedeeltelijk zou worden hergebruikt. Een tweede voorstel stelde ook een tweeklaviersinstrument voorop met een bijna identieke dispositie. Het derde voorstel van 3 september 1853 beschreef een drieklaviersorgel in een nieuwe kast met 16' pijpen in het front. Uiteindelijk werd voor het laatste plan gekozen. De bouw van het orgel begon in 1853 en werd voltooid in 1856. Het inwijdingsconcert werd uitgevoerd door Louis James Alfred Lefébure-Wély op 11 maart 1856.

Helaas raakte het Cavaillé-Coll-orgel doorheen de tijd in een ernstige staat van verval nadat het meer dan vijftig jaar lang niet meer bespeeld kon worden als gevolg van uitgebreide restauratiewerkzaamheden in de kerk. Om het instrument te beschermen tegen duiven werd het volledig afgedekt. In het najaar van 2010 werd deze beschermende behuizing verwijderd. Men kan het orgel nu zien door een glazen deur die toegang geeft tot het schip van de kerk onder de toren.

Sinds de bouw werd het orgel ook geplaagd door stabiliteitsproblemen van het verhoogde oksaal. Waarschijnlijk werd de toegangspoort niet goed genoeg ondersteund. Op oude foto's is te zien hoe de wanden onder het orgeloksaal grote scheuren vertonen. Daarom werd de toegangspoort gesloopt en werden het gehele orgel en het oksaal op zware stalen balken op betonnen palen gestut. In juni 2013 werden het oksaal en het orgel ‘opgetild’ en weer op hun plaats genivelleerd als eerste stap naar de restauratie van het instrument.

In 2017 werd een internationaal comité opgericht met als doel dit instrument weer tot leven te brengen, en sindsdien is er aanzienlijke vooruitgang geboekt.

Dispositie

Positif: Quintaton 16′, Flûte Harmonique 8′, Bourdon 8′, Viola di Gamba 8′, Dulciana 4′, Flûte octaviante 4′, Doublette 2′, Flageolet 1′, Trompette 8′, Basson et Hautbois 8′.

Grand Orgue: Montre 16′, Montre 8′, Bourdon 16′, Flûte Harmonique 8′, Bourdon 8′, Prestant 4′, Dulciana 4′, Quinte 3′, Doublette 2′, Fourniture IV, Cymbale III, Bombarde 16′, Trompette 8′, Clairon 4′.

Récit: Flûte Harmonique 8′, Flûte Octaviante 4′, Viole de Gambe 8′, Voile d’Amour 4′, Voix Céleste 8′, Octavin 2′, Trompette 8′, Clairon 4′, Basson et Hautbois 8′, Voix Humaine 8′.

Pédale: Contre Basse 16′, Basse 8′, Octave 4′, Bombarde 16′, Trompette 8′, Clairon 4′.

Pédales de combinaison: orage; tirasse grand orgue; appel d'anches pédale; octaves graves Pos., G.O., Réc.; appel d'anches Pos., G.O., Réc.; copula Pos./G.O., Réc./G.O.; trémolo.